«

»

jan 04

Kahlil Gibran – uit de Profeet

Uit het boek “de Profeet” van Kahlil Gibran:

Toen zei Almitra: Spreek tot ons over liefde.

En hij hief het hoofd en zag de mensen aan en er viel een diepe stilte over hen. En met een grote stem zei hij:
Wanneer de liefde wenkt, volgt haar,
al zijn haar wegen zwaar en stijl.
En zo haar vleugelen je omhullen, laat je gaan,
al zou het zwaard, verborgen in haar veren, je verwonden.
En zo zij tot je spreekt, geloof haar,
ook al verstrooit haar stem je dromen, zoals de noordenwind je tuin verkeren doet in dorre woestenij.
Want zo de liefde je kroont, zij kruist je ook. En al dient zij tot je groei, zij snoeit je evenzeer.
En zo zij opstijgt tot je hoogte en je teerste takken streelt, die trillen in de zon,
zij daalt ook af naar je wortelen en rukt hun houvast aan de aarde los.
Als korenschoven gaart zij je bijeen.
Zij dorst je tot je naakt bent.
Zij want je tot je vrij bent van kaf.
Zij maalt je tot je blank bent.
Zij kneedt je tot je buigzaam wordt;
en geeft je over aan haar heilig vuur, opdat je worden zult tot heilig brood voor Gods heilig feest.
Al deze dingen doet de liefde, opdat je kennen moogt ’t verborgene van je hart en daardoor worden zult een deel van ’s levens hart.
Maar zo je in je angst alleen haar vrede en haar genoegen zoeken zou,
dan deed je beter je naaktheid te bedekken en van liefde’s dorsvloer weg te gaan,
de seizoenloze wereld in, waar je zult lachen, maar niet je volle lach, en wenen, maar niet al je tranen.
De liefde geeft alleen zichzelf en put ook uit zichzelf alleen.
De liefde neemt niet in bezit, en wil ook niet in bezit genomen worden;
want de liefde is zichzelf genoeg.
En als je liefhebt zeg dan niet: ‘God woont in mijn hart’, maar veeleer: ‘ik ben in ’t hart van God’.

En meen niet dat je richting geven kunt aan liefde’s loop, want de liefde richt, zo zij je waardig acht, je loop.
De liefde zoekt alleen zichzelf te vervullen.
Maar zo je liefhebt en begeren moet, laat dit je begeerten zijn:
Te smelten tot een kabbelende beek, die haar lied zingt tot de nacht;
de pijn te kennen van te veel tederheid;
gewond te worden door je eigen begrip van liefde;
en bereidwillig en vol vreugde te bloeden;
bij ’t morgenlicht met een gevleugeld hart te ontwaken en te danken voor een nieuwe dag van liefde;
op het middaguur te rusten en liefde’s vervoering te overpeinzen;
vol dankbaarheid in het avonduur huiswaarts te keren;
en in te slapen met een gebed voor de beminde in je hart en een loflied op je lippen.